Voorleestips
Elke dag van de Nationale Voorleesdagen een voorleestip. Je kunt het!
1. Kies een boek dat past bij het leven van je kind
Bedenk wat je kind al weet en wat het interessant vindt. Misschien komt er binnenkort een broertje of zusje bij, gaat je kind voor het eerst naar school of leert het tandenpoetsen. Kies een boek dat daarover gaat, zodat ze zich in het verhaal kunnen inleven.
2. Maak van het voorleesmoment een gewoonte
Lees voor op een vast moment, kinderen vinden het fijn als ze op het voorleesmoment kunnen rekenen. Lees voor op een plek waar je kind niet bezig kan zijn met iets anders en maak het gezellig, met een knuffel of kussen erbij.
3. Maak je kind nieuwsgierig naar het verhaal
Lees de titel van het boek voor en praat met je kind over de voorkant. Bekijk deze samen en verzin met elkaar waar het boek over gaat.
4. Lees rustig voor, praat duidelijk en kijk je kind regelmatig aan
Zo begrijpt je kind goed wat er gebeurt, wie iets zegt en wat de sfeer is. Je hoeft geen verschillende stemmetjes op te zetten, het is genoeg om te praten op een toon die bij het verhaal past.
5. Voorspel samen het verhaal
Vraag tijdens het voorlezen aan je kind wat zij denken dat er zal gebeuren. Door die vraag denkt je kind goed na en leert het zelf problemen op te lossen.
6. Leg moeilijke woorden uit
Wijs bijvoorbeeld naar een plaatje, geef een voorbeeld of gebruik een ander woord dat hetzelfde betekent. Zeg het woord na het verhaal nog eens. Zo onthoudt je kind het beter en leert het de taal. Wordt het woord al duidelijk door het verhaal of de plaatjes? Dan hoef je het niet uit te leggen.
7. Laat je kind vertellen
Geef je kind de kans iets te zeggen terwijl je voorleest. Elke opmerking over het verhaal is goed, zo geven ze het verhaal een eigen betekenis. Misschien maakte je kind zelf wel iets mee dat in het verhaal gebeurde. Door er samen over te praten, begrijpen ze het verhaal beter.
8. Lees hetzelfde boek een paar keer voor
Bij de eerste keer voorlezen is je kind geboeid. Bij de tweede keer herkennen ze het verhaal. En bij de keren daarna ontdekken ze de details. Ook voor jou hoeft hetzelfde verhaal vaker voorlezen niet saai te zijn. Bespreek elke keer iets anders na het lezen, zoals het onderwerp of de personen. Of vraag je kind of het zichzelf in het verhaal herkent. Zo blijven ze erbij betrokken.