In een wachtkamer zitten vier straatmuzikanten. Eén van hen heeft een gebroken drumstok, de ander zit vast in een grote trom, de derde draagt een fanfarepak met bandensporen op zijn rug en de vierde heet Janwillem.
Door de luidspreker klinkt een nieuwsbericht: “Dodenmars spelende fanfare aangereden door begrafenisstoet.”